Als mentale problemen zich aan cliënten opdringen, is het handig als cliënten leren om een begrenzende relatie aan te gaan. Meestal ontbreken de schema’s om op een goede manier het probleem te hanteren, waardoor het zich onverminderd aan cliënten blijft opdringen. Een begrenzende relatie kan de activiteit van mentale problemen sterk verminderen. Daarover gaat het volgende werkblad.
Een begrenzende relatie: De twijfelaar
Een begrenzende relatie kun je op veel manieren vormgeven. Eén manier om een begrenzende relatie vorm te geven is door de houding aan te nemen van twijfelaar. Als gedachten die onderdeel zijn van het probleem zich aan cliënten opdringen kunnen zij daar op reageren met twijfel. Het twijfelen zorgt ervoor dat de gedachten niet zonder meer als geloofwaardig worden beschouwd. En minder geloofwaardige gedachten zijn minder vaak actief. De bewijslast wordt als het ware bij het probleem gelegd. (Om gemakkelijker een begrenzende relatie aan te gaan behandel je het probleem als een aparte entiteit. Zie animisme) In het volgende voorbeeld neemt de therapeut bewust de rol van het probleem in, zodat de cliënt kan oefenen met de houding van de twijfelaar.
Therapeut: “We hebben een aantal gedachten waar het probleem sterker van wordt in kaart gebracht. Eén manier om met die gedachten om te gaan als ze zich aan je opdringen is door alles in twijfel te trekken wat het probleem zegt. Laat het probleem eerst maar eens bewijzen dat het gelijk heeft. Ik lees een probleemgedachte voor: ‘Als mijn man niet op tijd thuiskomt, dan is er vast iets ernstigs gebeurd. ‘Jij mag twijfelend reageren met behulp van het werkblad.”
Cliënt: “Hoe weet je dat?”
Therapeut: “Ja het kan toch?”
Cliënt: “Maar je weet het niet zeker.”
Therapeut: “Ik voel dat het waar is.”
Cliënt: “Dat klinkt niet erg overtuigend. Je zult beter je best moeten doen om mij te overtuigen. Hoe kun je zeker weten dat je gevoel waar is?”
Therapeut: “Dat is gewoon mijn gevoel. En mijn gevoel is altijd juist.”
Cliënt: “Je gevoel zat er in het verleden best vaak naast. Dit is niet de eerste keer dat je bang was terwijl er eigenlijk niets aan de hand was. Hoe kun je zeker weten dat je gevoel deze keer klopt?”
Therapeut: “Dat weet ik niet. Maar ik kan niet tegen onzekerheid.”
Cliënt: “Hoe weet je dat niet tegen onzekerheid kunt?”
Therapeut: “Nou, dat voelt heel vervelend.”
Cliënt: “Dat iets vervelend voelt, is niet hetzelfde als er niet tegen kunnen. Kun je zeker weten dat je er niet tegen kunt? Wat gebeurt er dan?”
Therapeut: “Nou niets, maar ik voel me veel beter als ik zekerheid heb.”
Cliënt: “Hoe weet je dat je meer zekerheid hebt als je man thuis is?”
Therapeut: “Dat weet ik niet. Dat denk ik.”
Cliënt: “Je vertelt best veel dat je niet zeker weet. Dat kan ik niet serieus nemen. Kom maar terug als je bewijs hebt.”
De relatie met het probleem verbeteren
Door in de relatie met het probleem de houding aan te nemen van twijfelaar, kan de cliënt de negatieve invloed van problematische gedachten sterk beperken. De twijfelaar komt sterk overeen met de socratische dialoog. Groot verschil met andere therapievormen is dat de cliënt zelf oefent om een twijfelende houding aan te nemen als gedachten zich opdringen. De houding van twijfelaar aannemen (Socratisch denken) in relatie tot het probleem is een vaardigheid die cliënten kunnen leren. Binnen de ICARUS training behoort dit tot de stap R van Relatie verbeteren.
Naast de houding van twijfelaar zijn er nog een groot aantal andere mogelijke houdingen die de activiteit en geloofwaardigheid van mentale problemen verminderen zoals de komiek, toeschouwer, voorspeller, generalist e.d. Door te oefenen met verschillende rollen leren cliënten op een steeds minder rigide wijze mentale problemen hanteren, zonder negatieve gedachten te verdringen. Meer daarover in toekomstige werkbladen.
Tips bij gebruik
Bij het werkblad voor volwassenen schrijft de cliënt de problematische gedachten in de kolom ‘probleem’. In de kolom ‘dialoog’ beschrijft de cliënt hoe hij/zij in negatieve invloed van iedere problematische gedachte kan verminderen door de houding van twijfelaar aan te nemen. Meestal kan uit die concrete dialoog een algemene conclusie getrokken worden over de problematische gedachten zoals: “Als ik de gedachten van het probleem in twijfel trek, blijken ze eigenlijk niet op feiten gebaseerd.”
In het werkblad voor kinderen wil je zo min mogelijk tekst gebruiken. Daarom is er geen kolom voor de probleemgedachten. De therapeut verwoord de probleemgedachten en het kind oefent met het aannemen van de houding van de twijfelaar. In de onderste kolom kan – net als bij volwassenen – de dialoog beschreven worden. Maar het is ook mogelijk om de relatie tussen het kind en het probleem te tekenen. (binnen de ICARUS training maakt de cliënt in een eerdere fase al een tekening van het probleem).
Wil je wekelijks werkbladen ontvangen? Wordt nu lid van onze groep Cognitieve Animatietherapie in Linkedin!
Of volg ons op facebook en pinterest.